Veel onderzoek in het AMC gaat over medicijnen met ingewikkelde namen die gunstig zouden kunnen uitpakken voor patiënten. Soms stort een onderzoeker zich op een iets simpeler klinkend product. Zoals Michal Heger van de afdeling Experimentele Chirurgie. Hij doet onderzoek naar de anti-kankerwerking van geelwortel of kurkuma, gewonnen uit een tropische plant.
Geelwortel is bekend van het gele poeder dat in menig kruidenrekje staat, en dat in de Aziatische keuken veel wordt gebruikt om rijst geel te kleuren. Het is armeluissaffraan, een goedkoop alternatief voor het veel duurdere saffraan (meeldraden van bloemen) waarmee je ook gele rijst krijgt. ‘Bizar dat een poeder dat voor een paar euro in de supermarkt te koop is zo’n krachtige werking heeft’, verwoordt Heger zijn fascinatie voor kurkuma.
Vlak voor de zomer kreeg hij voor zijn onderzoek naar geelwortel tachtigduizend euro subsidie extra van de Stichting Nationaal Fonds tegen Kanker. Eerder stelde de Stichting al 200.000 euro beschikbaar. Daar blijft het niet bij. Er zijn meer partijen die baat hebben bij aandacht voor de geelwortel. Het is een aardige sierplant met fraaie witte, roze of paarse bloemen. Dus is de campagne Roots for Moods verzonnen om de Nederlanders kennis te laten maken met de ‘gezonde’ plant in de vensterbank of tijdens het koken. Zo ontstond een alliantie van de onderzoeksgroep van Heger, de kurkumatelers, een kruidenfirma en de Stichting Nationaal Fonds tegen Kanker.
Eind mei begon een verkoopactie bij tuinders. Van elke verkochte kurkumaplant gaat een kwartje naar het AMC. ‘Ook via die weg is er al een paar duizend euro binnen’, glimlacht Heger. Voor alle duidelijkheid, de kurkumaplant die hier wordt verkocht, is niet de plant waarvan de wortels worden gebruikt voor het gele poeder. In Nederland is de Curcuma angustifolia te koop, terwijl het geneeskundige kruid van de plant komt met de Latijnse naam Curcuma longa, die vooral in India en Pakistan groeit.
Het AMC doet mee om het onderzoek naar het kruid in goede banen te leiden. Maar hoho, onderzoek naar zo’n plant, riekt dat niet erg naar alternatieve kruidengeneeskunde en is het principe van evidence based medicine hier niet ver te zoeken? Heger zucht: ‘Ik ken en begrijp de scepsis. Daarom vind ik dit soort onderzoek in het AMC heel belangrijk. Dat je op een goede manier in een gerenommeerd instituut kijkt of een stof zo direct uit de natuur werkelijk bruikbaar is bij de behandeling van patiënten.’